Is Duindorp echt Scheveningen of een van de wijken van het Stadsdeel?!
Mogelijk dat u bij het lezen van de titel meteen begint te steigeren omdat u vindt dat Duindorp onlosmakelijk behoort bij Scheveningen. Maar waarom dan? Omdat uw gevoel dat zegt of “vroeger”. Tja beide antwoorden hebben iets maar laat ik u meenemen met een stukje geschiedenis en wie weet bent u het met mij eens en anders kunt u me nog afschieten bij ons “informele wijkinformatiecentrum Hoogvliet” op het Tesselseplein.
In 1988 nam de gemeenteraad het besluit tot een indeling van de stad in stadsdelen en zo ontstond ons Stadsdeel Scheveningen. In dit stadsdeel zitten de wijken; Scheveningen Bad - Dorp en Haven, Geuzen- en Statenkwartier, Duinoord en Zorgvliet. Duttendel Belgisch- en van Stolkpark en de parel van de wijken Duindorp. Deze stadsindeling verving de stadsindeling die dateerde uit 1950. Bestuurlijk was er wat te zeggen voor deze indeling en bedenk wel ons Stadsdeelkantoor is op Scheveningen en dat was best handig. Maar vanaf 1988 konden de bewoners uit de eerdergenoemde wijken zich Scheveninger noemen. Uw gevoel zegt, dit klopt niet dus toch nog iets meer over “vroeger”.
Heel vroeger liepen in de duinen Romeinse soldaten voor de beveiliging van de kust en ongetwijfeld hebben er mensen gewoond in de buurt van hun forten. Maar pas echt duikt de naam Scheveningen (Sceveninghe) op in een akte van de graaf van Holland, Floris V, in 1281. Zijn grootvader, Floris IV, had een aantal jaren eerder een jachtslot gebouwd en zijn vader was begonnen met de bouw van een Grote Zaal aan dit jachtslot. Floris V voltooide dit bouwwerk. Het staat er nog steeds op het Binnenhof en de Grote Zaal noemen wij nu Ridderzaal. De voorpoort van het Hof van de graven van Holland staat er ook nog steeds het is namelijk de Gevangenpoort.
Rond dit hof heeft zich ’s-Gravenhage ontwikkeld want het hof zorgde voor werkgelegenheid. Het trok edelen aan die zich rond het hof vestigde en die zorgde op hun beurt voor werkgelegenheid en het hof trok evenzo bezoekers aan. Dit werd alleen maar meer en zeker nadat de Stadhouders, de Prinsen van Oranje, zich vestigde op het Binnenhof. De mensen moesten eten en vis was een onderdeel van het menu dus het is begrijpelijk dat zich mensen vestigden in de duinen aan zee die zich toelegde op het vangen en verkopen van vis. Bestuurlijk gezien heeft Scheveningen altijd behoort bij Den Haag. Maar op zich was het een vreemde constructie. Den Haag was volgens de toen geldende regels, net als Scheveningen, een dorp. Een stad was je indien het dorp stadsrechten had gekregen. De graaf van Holland heeft deze nooit gegeven. Toen we onafhankelijk werden van Spanje in 1648 en de Prinsen van Oranje stadhouder waren, heeft Den Haag ook geen stadsrechten gekregen. Dit had te maken met het delen van macht, geld en de unieke positie die het gebied rond het Binnenhof had. Dit zogenaamde Hofgebied viel buiten de bevoegdheid van het stadsbestuur. Want Den Haag kreeg wel het recht om een stadsbestuur te hebben en een schutterij. In dat stadsbestuur zat altijd iemand uit Scheveningen.
Als vissersdorp was Scheveningen beperkt in zijn mogelijkheden want het mocht geen gekaakte haring aanvoeren. Dit recht was voorbehouden aan de steden van de Maas en Zeeland en aan dit recht kwam pas in 1857 een einde. De Scheveningse vissers voerden steurharing aan die op het dorp werd verwerkt tot bokking. De verkoop van vis deden de vrouwen die daarvoor door de duinen naar Den Haag liepen en de vis verkochten bij de vismarkt rond de Grote Kerk.
De Hagenaars, vooral de rijken, bezochten regelmatig Scheveningen om de zee te bekijken, om zich in het duin te vermaken en om vis te kopen of te gaan eten in een van de herbergen. Scheveningen had rond 1560 zes herbergen waar men vis kon eten en wijn of bier kon drinken. De Hagenaars konden voor hun tocht naar Scheveningen bij het Scheveningse Veer een koetsje huren. Het wandelpad werd op voorspraak van Constantijn Huygens in 1665 bestraat en men moest er tol voor betalen om er over te mogen rijden.
Op Scheveningen veranderde het pas echt in de 19e eeuw. In 1813 landde de prins van Oranje, Willem I. Deze werd als soeverein vorst aangesteld van het Koninkrijk der Nederlanden. Maar belangrijk was het feit dat Jacob Pronk in 1818 begon met een badhuis (daar waar nu het Kurhaus staat) en zijn personeel betrok uit Scheveningen. Het baden in zee was gezond en het was “in” voor de rijken. Het was het begin van Scheveningen Bad. Dit badderen was zo lucratief dat de gemeente hem uitkocht (1828) en het badhuis zelf ging exploiteren. Tevens kregen particulieren de ruimte om hotels en andere activiteiten te ontplooien.
Den Haag had een explosieve groei van de bevolking in de tweede helft van de 19e eeuw. Den Haag werd een echte industriestad met;.ijzergieterijen, meubelindustrie, drukkerijen en een uitdijend overheidsapparaat. Dit trok mensen aan en die moesten ergens wonen. Op het veen kwamen de “woningen” van de arbeiders (o.a. Schilderswijk) en op het zand van de witte borden. Veelal werden de woningen neergezet op particulier initiatief. De ontwikkeling van het Belgisch Park begon in 1883 door de Hollandsch-Belgische Bouwgrond Maatschappij. In Duinoord was de NV Haagse Bouwgrondmaatschappij van 1892 – 1901 actief. Het Statenkwartier werd aangelegd tussen 1900 – 1925. In deze wijken werden de woningen neergezet voor de middenstand en welgestelden.
Voor Scheveningen was het jaar 1857 zeer belangrijk want toen mochten de Scheveningse vissers evenzo gekaakte haring aanvoeren. De Scheveningers waren zo ondernemend dat Scheveningen de belangrijkste vissersplaats werd. De bevolking nam evenzo toe en bijna iedereen, ook de vrouwen, vond werk in de toeleveringsbedrijven voor de visserij of op zee (alleen jongens en mannen). Een visserij die toen vanaf het strand met bomschuiten en pinken werd uitgeoefend. In 1894 was er een geweldige storm die meer dan 50% van de ongeveer 150 vissersschepen zwaar beschadigde. De roep om een zeehaven werd luider vanuit Scheveningen mede omdat een nieuw type vissersschip, de logger, zijn intrede deed. Dit schip kon niet op het strand worden getrokken. In 1898 besliste de Gemeenteraad voor de aanleg van een haven en die was er 1904.
Het gezegde in Den Haag dat je op het zand beter woonde dan op het veen ging niet op voor het merendeel van de Scheveningers. Want rond 1900 speelde er nog wat anders, de erbarmelijke huisvesting van de meeste Scheveningers. Aan weerszijden van de Keizersstraat was een wirwar van hofjes, steegjes en binnenplaatsjes. Een woning van zes vierkante meter was al een luxe. In zo’n woning leefde vader, moeder en de kinderen (4 tot 8 was normaal). Er was een gemeenschappelijk toilet en waterkraan. Kortom een situatie die een bron was voor diverse ziektes. Scheveningen had een uitzondering op de gemeentelijke bouwverordening zodat men goedkoop kon bouwen voor goedkope huren. Maar met de Woningwet van 1901 ging de overheid zich bemoeien met de wantoestanden in de huisvesting van de Nederlanders. De gemeente pakte de huisvesting aan op Scheveningen en loste daarmee tevens een probleem van het toenemend verkeer en de tram op. Een doorbraak via de Jurriaan Kokstraat naar Scheveningen Bad. De bewoners van de gesloopte woningen moesten ergens heen en de oplossing werd gevonden in een nieuwe wijk over het Verversingskanaal, Duindorp. Hier ontwikkelde gemeentewerken sociale woningbouw. Het rijk steunde dit project financieel mits de woningen sober werden uitgevoerd. Vanaf 1915 tot 1931 kreeg Duindorp zijn vorm, bakstenen architectuur, etagewoningen en hofjes om aan te sluiten bij de cultuur van Scheveningen. Op de hoeken van de straten was er ruimte voor de kleine middenstand en op Duindorp zag je de Scheveningse klederdracht en met het Scheveningsdialect kon je je overal redden op Duindorp. De meest bewoners hadden ook hun werk in of bij de visserij. De belangrijke gebeurtenissen op Scheveningen werden ook op Duindorp gevierd of men trok vanuit Duindorp naar de haven of het dorp. Maar omgekeerd is het ook zo. Vanuit Scheveningen Dorp zie je bewoners op 4 mei op het Tesselseplein de gebeurtenissen uit de Tweede Wereldoorlog herdenken. Voor Duindorpers belangrijk omdat zij pas in 1947 terug konden keren naar hun woningen en toen hun dorp weer leefbaar moesten maken. Want door de unieke ligging van Duindorp had de regering het dorp ingericht als interneringskamp voor personen die fout waren geweest in de oorlog.
Inmiddels is er wel op woninggebied wat veranderd maar de vernieuwingen aan het Vrouwenzand, de Duinstrip en Meeuwenhof I en II sluiten goed aan bij de oorspronkelijke bakstenen architectuur. De gemeente en Vestia hebben het gevoel van de bewoners hier redelijk gerealiseerd, mooie eenvoudige maar kwalitatief goede woningen voor de verhuur en de koop.
Een paar jaar geleden waren er enkelen in de gemeente met het onzinnige idee voor een cruise terminal op het Stille Strand. Gelukkig kwam men tot inzicht want het Stille Strand is een strand niet alleen voor de Duindorpers maar ook voor Hagenezen en Hagenaars die rustig willen genieten. HTM heeft niet voor niets daar lijn 12 lopen! Bovendien ligt in het verlengde van het Stille Strand, de duinen het Westduinpark een uniek Natura 2000 gebied.
In het kort heb ik u meegenomen op de tijdslijn die heeft geleid tot waar we nu zijn. Er valt veel te vertellen over de ontstaansgeschiedenis van Duindorp en haar verbondenheid met Scheveningen. In 2015 bestonden we 100 jaar!! Dit hebben we passend gevierd; een mooi boek voor jong en oud; een film; twee concerten in de Julianakerk en een taptoe. Duindorp is uniek en historisch en cultureel een onderdeel van Scheveningen Dorp, -Bad en -Haven en dat moeten we in stand houden.
Bert Haas, Duindorp
(Bronnen: Haags Gemeente Archief / Bibliotheek Scheveningen)